hond
- Geluid: hond (hulp, bestand)
- IPA: / hɔnt / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ˈɦɔnt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɔnt/
- (Limburg): /ˈhɔnd/
- hond
- [A] erfwoord, uiteindelijk te herleiden tot Indo-Europees *ḱun-to-.[1] In de betekenis van ‘dier, hondachtige’ voor het eerst aangetroffen in de periode 901-1000 [2]
- [B] Van Latijn centum (zie ook honderd). In de betekenis van ‘landmaat van 100 roeden’ voor het eerst aangetroffen in de periode 1130-1161 [2] [3]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honden |
verkleinwoord | hondje | hondjes |
[A] de hond m
- (roofdieren) Canis lupus familiaris zoogdier uit de familie van de hondachtigen (Canidae), en een gedomesticeerde ondersoort van de wolf die al sinds duizenden jaren door mensen op alle continenten wordt gebruikt
- (scheldwoord) minderwaardig persoon
- Vuile hond!
- [1] carnivoor, viervoeter [1], zoogdier
- [1] (intensivering) superhond
- [2] (intensivering) kankerhond, tyfushond
- [1] reu
- [1] teef, vrouwtjeshond
- [1] pup, puppy
[1] hondenrassen:
- Amerikaanse cockerspaniël
- Amerikaanse waterspaniël
- barzoi
- basset
- beagle
- bloedhond
- bobtail
- boxer
- buldog
- bulldog
- bulterriër
- chihuahua
- chowchow
- cockerspaniël
- collie
- corgi
- dalmatiër
- dashond
- Deense dog
- Engelse cockerspaniël
- dobermann
- dobermannpincher
- does
- dog
- Duitse herder
- Duitse herdershond
- fox
- foxterriër
- hazewind
- hazewindhond
- herder
- herdershond
- kardoes
- keeshond
- kooikerhond
- labrador
- labrador-retriever
- mastiff
- mops
- newfoundlander
- pikhaar
- pitbull
- pitbullterriër
- poedel
- pointer
- poolhond
- retriever
- rottweiler
- schapendoes
- scheper
- schipperke
- schnauzer
- setter
- sint-bernard
- sint-bernardshond
- spaniël
- spitshond
- stabij
- taks
- teckel
- terriër
- waterspaniël
- windhond
- yorkshireterriër
- zweethond +
[1] honden naar de rol de ze vervullen
- asielhond
- blindengeleidehond
- circushond
- drughond
- drugshond
- geleidehond
- hasjhond
- helhond
- hellehond
- herdershond
- hofhond
- huishond
- jachthond
- juffershond
- kettinghond
- killerhond
- kooikerhond
- lievelingshond
- meldhond
- politiehond
- rashond
- reddingshond
- schoothond
- sledehond
- speurhond
- straathond
- superhond
- therapiehond
- vechthond
- waakhond
- wachthond
- werkhond
- wolfshond
- zwerfhond
- [2] christenhond
- [1] in benaming voor hondachtigen:
- [1] in benaming voor niet-verwante diersoorten:
[1] hondachtigen:
- Afghaanse vos
- Afrikaanse wilde hond
- Arabische wolf
- Aziatische wilde hond
- alaskawolf
- andesvos
- azaravos
- Bengaalse vos
- boshond
- buffelwolf
- coyote
- Darwins vos
- dingo
- Ethiopische wolf
- Europese wolf
- eilandvos
- falklandwolf
- fennek
- gestreepte jakhals
- goudjakhals
- goudvos
- grijze vos
- grijze vossen
- grootoorkitvos
- grootoorvos
- Iberische wolf
- Indische wolf
- jakhals
- jakhalzen
- Kaapse vos
- kitvos
- kortoorvos
- krabbenetende vos
- krabbenhond
- lepelhond
- Mexicaanse wolf
- manenwolf
- newfoundlandwolf
- oostelijke zandvos
- Patagonische vos
- poolvos
- poolwolf
- reuzenwolf
- rode wolf
- Spaanse wolf
- san-joaquinkitvos
- savannevos
- steppevos
- Tibetaanse zandvos
- vos
- vossen
- wasbeerhond
- wilde hond
- witte wolf
- wolf
- zadeljakhals
- zandvos +
samenstellingen met "hond" als eerste deel
- anti-hondenstok
- antihondenstok
- hondachtig
- hondenafrichter
- hondenasiel
- hondenbaan
- hondenbaby
- hondenbeet
- hondenbelasting
- hondenbewijs
- hondenbezitter
- hondenbot
- hondenbouillon
- hondenbrein
- hondenbrigade
- hondenbrokje
- hondenbrokken
- hondenbrood
- hondencrèche
- hondendiner
- hondendokter
- hondendraf
- hondendrol
- hondeneigenaar
- hondeneten
- hondenfluit
- hondenfluitje
- hondenfokker
- hondenfooi
- hondengeblaf
- hondengeleider
- hondengevecht
- hondenhaar
- hondenhalte
- hondenhok
- hondenhuid
- hondenhuis
- hondenjob
- hondenjong
- hondenkar
- hondenkennel
- hondenkoek
- hondenkop
- hondenkot
- hondenleven
- hondenliefhebber
- hondenlijn
- hondenlintworm
- hondenlul
- hondenmand
- hondenmepper
- hondennaam
- hondenneuker
- hondenneus
- hondenoog
- hondenparfum
- hondenpenning
- hondenpiemel
- hondenpoep
- hondenpoot
- hondenpot
- hondenprotest
- hondenpsychologie
- hondenpsycholoog
- hondenrace
- hondenras
- hondenreis
- hondenren
- hondenrestaurant
- hondenrib
- hondenriem
- hondenrijst
- hondenschool
- hondenshow
- hondenslager
- hondenslede
- hondenslee
- hondensoort
- hondenspeeltuin
- hondensport
- hondenstamboek
- hondenstiel
- hondenstront
- hondenstrook
- hondenteek
- hondenteen
- hondententoonstelling
- hondentoilet
- hondentrainer
- hondentraining
- hondentrimmer
- hondentrouw
- hondenuitlaat
- hondenuitlaatplaats
- hondenuitlaatservice
- hondenuitlaatstrook
- hondenvanger
- hondenvlees
- hondenvlo
- hondenvoer
- hondenvreters
- hondenwacht
- hondenwachter
- hondenwasstraat
- hondenweer
- hondenwei
- hondenweide
- hondenziekte
- hondenzoon
- hondenzweep
- honds
- hondsaap
- hondsberoerd
- hondsbloem
- hondsbrutaal
- hondsdagen
- hondsdol
- hondsdraf
- hondsgras
- hondshaai
- hondshelmkruid
- hondskers
- hondskopboa's
- hondskruid
- hondsmoe
- hondsmoeilijk
- hondspeterselie
- hondsribbe
- hondsroos
- hondstand
- hondstarwegras
- hondstong
- hondstrouw
- hondsviooltje
- hondsvlieg
- hondsvot
- hondvrij
samenstellingen met "hond" als laatste deel
- Helhond
- Hellehond
- aanvalshond
- afdelingshond
- afstandshond
- alfahond
- alpenhond
- asielhond
- assistentiehond
- bandhond
- bassethond
- bastaardhond
- beerhond
- blindengeleidehond
- blindenhond
- bloedhond
- boerenhond
- bomhond
- boshond
- bulhond
- camerahond
- christenhond
- circushond
- cyberhond
- dashond
- diensthond
- donderhond
- drughond
- drugshond
- elandhond
- epilepsiehond
- eskimohond
- faraohond
- geldhond
- geleidehond
- gezelschapshond
- hasjhond
- hazewindhond
- helhond
- helihond
- hellehond
- herdershond
- heroïnehond
- hoenderhond
- hoerenhond
- hofhond
- huishond
- hulphond
- hyenahond
- jachthond
- jagershond
- jodenhond
- juffershond
- kankerhond
- kardoeshond
- keeshond
- kermishond
- kettinghond
- killerhond
- kooikerhond
- kwartelhond
- lassiehond
- lawinehond
- legerhond
- leghond
- leihond
- lepelhond
- lievelingshond
- lijkhond
- luishond
- maltezerhond
- marterhond
- meldhond
- migratiehond
- mijnhond
- moederhond
- moethond
- mopshond
- motorhond
- muidhond
- muishond
- naakthond
- onderhond
- otterhond
- pariahond
- patrijshond
- pluimveehond
- poedelhond
- politiehond
- poolhond
- prairiehond
- rashond
- reddingshond
- reuzenhond
- robothond
- rodehond
- savannehond
- schaapshond
- schapershond
- schepershond
- schoothond
- sennenhond
- sint-bernardshond
- slachthond
- sledehond
- smoushond
- snuffelhond
- speurhond
- spitshond
- steppehond
- straathond
- superhond
- tabakshond
- therapiehond
- tochthond
- trekhond
- tyfushond
- vaderhond
- vechthond
- vleerhond
- vogelgriephond
- vogelhond
- vrouwtjeshond
- vuurwapenhond
- waakhond
- wasbeerhond
- waterhond
- werkhond
- wilde hond
- windhond
- wolfshond
- zeehond
- zweethond
- zwerfhond
Als het maar niet te snel gaat, kan men aan heel veel wennen en/of heel veel aanleren.
Dat is het pijnpunt, de oorzaak van het probleem. e.d.
Hij is gierig, hij is een vrek.
Beter langzaam iets goed doen, dan haastig iets slechts doen.
Wie niet voor zichzelf opkomt, heeft het moeilijk.
Wie met een slecht iemand omgaat, gaat zijn gedrag overnemen (vgl. Wie met pek omgaat, wordt ermee besmet.
Als twee personen/partijen ruzie hebben of ergens niet uit komen, kan een buitenstaander daarvan profiteren
Wie een grote mond heeft, doet als het erop aankomt vaak niets (je moet daarom dus niet per definitie bang zijn voor iemand met een grote mond)
Dat is schandalig
Beter niet over een bepaald onderwerp beginnen; je moet aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen
Als men het moeilijkste gehad heeft, is de rest eenvoudiger te doen
Het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen
Niemand kan op tegen heel veel tegenstanders
Als je iemand (ergens mee) wilt afkeuren, is er altijd wel een reden te vinden
Voortdurend ruzie met elkaar maken
Onder geen goede naam bekend staan
Overal de schuld van krijgen of de vervelende gevolgen van iets ondervinden
Iemand valse hoop geven
Te laat komen voor het eten, het (avond)eten is op
Een kater hebben, de klachten die men de dag na overmatig alcoholgebruik ervaart
Een slechte of vervelende baan
Een ellendig leven
Niemand
slecht weer
Nooit iemand begroeten
Trots zijn
Zeer ziek zijn
|
1. Canis lupus familiaris, een zoogdier dat tot huisdier getemd is
[B] het hond o
- Het woord hond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hond" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ hond op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 "hond" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hond op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | hönde / hunde |
verkleinwoord | höndjen / hundeken |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honde |
hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honden |
verkleinwoord |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | hönde / honden / honnen / hunde |
verkleinwoord | höndjen / hundeken |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honden |
verkleinwoord |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honnen |
verkleinwoord |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hond | honden |
verkleinwoord |
hond
- (roofdieren) hond; een zoogdier dat tot huisdier getemd is