zondag
Uiterlijk
- zon·dag
- van Middelnederlands sonnendach en Oudnederlands sunnadag, in de betekenis van ‘eerste dag van de week’ aangetroffen vanaf 2e helft 12e eeuw [1][2]
eponiem: op te vatten als samenstelling van Zon en "opgevat als godheid" en dag zn , een leenvertaling van Latijn dies Solis "dag van de Zon"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondag | zondagen |
verkleinwoord | zondagje | zondagjes |
de zondag m
- (tijdrekening), (dag) een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
- Zondag is de tweede dag van het weekend.
- Zondag is de eerste dag van de week.
- ▸ Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[3]
- Drievuldigheidszondag, Palmzondag, Passiezondag, adventszondag, koopzondag, paaszondag, pinksterzondag, weeszondag, wezenzondag, winkelzondag
|
- vanaf zondag
- zondag aan zondag
1. een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
- Het woord zondag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zondag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ zondag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondag | zondagen |
verkleinwoord |
zondag
- (tijdrekening)(dag) zondag; een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zondag | zondagen / zondaege |
verkleinwoord |
zondag
- (tijdrekening)(dag) zondag; een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
zondag
- (tijdrekening)(dag) zondag; een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
zondag
- (tijdrekening)(dag) zondag; een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Eponiem in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Tijdrekening in het Nederlands
- Dag in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Achterhoeks
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Achterhoeks
- Tijdrekening in het Achterhoeks
- Dag in het Achterhoeks
- Woorden in het Nedersaksisch
- Tijdrekening in het Nedersaksisch
- Dag in het Nedersaksisch
- Woorden in het Twents
- Zelfstandig naamwoord in het Twents
- Tijdrekening in het Twents
- Dag in het Twents
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws
- Tijdrekening in het Veluws
- Dag in het Veluws