Naar inhoud springen

Trollius

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Trollius
Europese trollius (Trollius europaeus)
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht
Trollius
L. (1753)
Typesoort
Trollius europaeus L. (1753)
Trollius albiflorus, detail bloem
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Trollius op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Trollius is een geslacht van overblijvende planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae), verspreid over de gematigde streken van het noordelijk halfrond. De enige in Europa voorkomende soort is de Europese trollius (Trollius europaeus).

Naamgeving en etymologie

[bewerken | brontekst bewerken]

De botanische naam Trollius is een Latijnse vertaling van het Duitse Trollblume.

Trollius europaeus in vrucht

Trollius zijn overblijvende, kruidachtige planten die overwinteren met vlezige wortels. Ze bezitten een rechtopstaande, onbehaarde, soms vertakte stengel, langgesteelde en handvormig samengestelde grondbladeren met vijf tot zeven ovale, gelobde bladslipjes, en kleinere, verspreid staande, korter gesteelde tot zittende, handdelige stengelbladeren.

De bloemen staan alleen of in kleine groepjes, aan het einde van de bloemstengel, opgericht, radiaal symmetrisch, en zonder schutbladen. De vijf tot negen kroonbladachtige kelkbladen zijn meestal geel maar soms ook wit, oranje, roodachtig of blauwpaars gekleurd, ovaal of rond van vorm, meestal wijd geopend maar bij sommige soorten naar binnen gekruld zodat de bloem een bolvorm krijgt. De kroonbladjes hebben dezelfde kleur als de kelkbladen, maar zijn veel kleiner, lijnvormig tot smal ovaal. Aan de basis van de kroonblaadjes bevinden zich honingklieren.

Na de bloei wordt een trosje van gesnavelde kokervruchten gevormd.

Habitat en verspreidingsgebied

[bewerken | brontekst bewerken]

Trollius komt voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond (Europa, Azië en Noord-Amerika).

Ze groeien vooral in open, vochtige hooilanden, lichte bossen en bronmoerassen.

Het geslacht telt een dertigtal soorten, waaronder: