Naar inhoud springen

doorleven

Uit WikiWoordenboek
  • door·le·ven

doorléven

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorleven
doorleefde
doorleefd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk beleven, ervaren
    • In therapieën doorleven borderlinepatiënten hun verlatingsangst die in hun jeugd is ontstaan. Zo leren ze hun stress en emoties te reguleren.[3] 
    • Beeldjager Nina Mathijsen sloeg het sportkatern in de krant altijd blind over. Totdat ze ontdekte dat sommigen in hun duel met de zwaartekracht alle emoties des levens doorleven. Van ontreddering tot euforie. 'De vrije val brengt het diepste in de mens naar boven.'[4]  

dóórleven

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorleven
leefde door
doorgeleefd
zwak -d volledig
  1. onovergankelijk doorgaan met leven, niet sterven
    • Volgens de minister van Milieu moet groei een kwestie zijn van „schone energie en behoud, niet van opmaken en vernietigen”, zo schreef hij (column, de Volkskrant, 2006): „We kunnen banen creëren en geld verdienen en doorleven zoals we willen leven, op een manier die toekomst heeft. We moeten alleen de durf hebben een andere kant op te gaan. En verdomd, zoiets simpels als Schiphol niet maar door laten groeien zou iets van die visie, die durf kunnen laten zien.”[5] 
    • Als u prinses Irene bij de groenteboer tegen een stengel prei ziet praten, moet u niet meewarig kijken. Amerikaanse biologen hebben ontdekt dat groenten ook in de schappen nog een tijdje doorleven. Net als de mens hebben ze zelfs een dag-en-nachtritme, waardoor ze van slag raken als de groenteboer 's nachts het licht aan laat. Deze ontdekking zet de hele vleesdiscussie op haar kop: misschien is het eten van groenten wel wreder dan het consumeren van vlees. Uiteindelijk zijn biefstukjes en kalfskoteletjes als ze bij de slager liggen al dood, terwijl we de andijvie levend uit de supermarkt meenemen en vervolgens in kokend water doodmartelen. O[6]  
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Gemma Venhuizen 11 november 2016
  4. Volkskrant Nina Mathijsen
  5. NRC Ron Rijghard 2 maart 2017
  6. Volkskrant BERT LANTING 22 juni 2013
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be