doorleefde
Uiterlijk
- Geluid: doorleefde (hulp, bestand)
- door·leef·de
vervoeging van |
---|
doorleven |
doorleefde
- enkelvoud verleden tijd van doorleven
- Ik doorleefde.
- Jij doorleefde.
- Hij, zij, het doorleefde.
- Ik doorleefde.
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorleven
- ... dat ik doorleefde.
- ... dat jij doorleefde.
- ... dat hij, zij, het doorleefde.
- ... dat ik doorleefde.
- Het woord doorleefde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.