atentar
Uiterlijk
- a·ten·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
atentar |
atentaba |
atentado |
volledig |
atentar
- onovergankelijk een aanslag plegen op/tegen
- aantasten, schaden
- overgankelijk proberen te plegen (misdaad)
- atentar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española