De Onverbiddelijke Tijd Quotes

Rate this book
Clear rating
De Onverbiddelijke Tijd De Onverbiddelijke Tijd by Jan Wolkers
64 ratings, 3.36 average rating, 6 reviews
De Onverbiddelijke Tijd Quotes Showing 1-9 of 9
“Steeds zie ik ons samen opdoemen in mijn geest en weer verdwijnen. Als jongens, als jongemannen en op latere leeftijd. We kijken allebei star voor ons uit. Het lijkt wel of we met elkaar vergroeid zijn, zo dicht lopen we tegen elkaar. Ik weet niet of we op weg zijn ergens naar toe of dat het zomaar een dwalen is. Er is geen angst want ik weet dat we elkaar niet kwijt kunnen raken.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Waarschijnlijk omdat de dood de enige ziekte is waar we niet mee besmet hoeven te worden, waarvan we de bacil al vanaf de geboorte bij ons dragen.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Diepzinnigheid die niet gebakerd ligt in paradoxale oppervlakkigheid is natuurlijk een gruwel.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Het is eigenlijk allemaal vreemd aan onze welvaartsmaatschappij, waar het geloof in de onbevlekte gevangenis heeft plaatsgemaakt voor het geloof in smetteloos wit wasgoed bij zestig graden in voorwas en hoofdwas. De zweetdoek van Veronica schijnt nu ook al bij 30 graden blinkend wit te krijgen te zijn. Wie denkt nog aan de spons met edik bij een rijkelijk gefarceerde kalkoen. Toch is onze maatschappij de wreedste die er ooit geweest is. Honderdduizenden slachtoffers worden jaarlijks geofferd op de piramiden van onze snelwegen, zinloos en zonder ritueel. Geen priester snijdt met precisie met een mes van obsidiaan het hart uit de borstkas van de slachtoffers. Het hele menselijk leven wordt bij een geringe botsing al samengeperst tot een brok onbehouwen conserven.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Terwijl jij daar geveld ligt door Coatlicue, krimpt onze welvaartsstaat weer samen, zoals ieder jaar als de donkere dagen rond kerstfeest naderen, tot de knusse wereld van Anton Pieck. Het krijsen van de goden wordt hier gedempt door de bellekens van de arreslede. Mijn god, kunnen wij hier ook niet bar en bitter met een koolraap aan het spit de bijtende koude door een slonzige pels heen tot de huid laten doordringen.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“De zon was een matrode schijf met een vurige rand om de bovenronding tegen een egaalgrijze lucht. Op het water wat rode slierten zoals schilders dat soms doen om weerspiegeling weer te geven. Ervoor vlogen grote sterns vissend heen en weer. Van een meter of tien lieten ze zich vallen, boorden het water in dat opspatte alsof er een steen in werd gegooid. Even later kwamen ze weer boven water. Kierrr... kierrik!”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“De muze moet je bed niet genaken, maar ze moet een hersenschim blijven waar je achteraan jaagt, een onbereikbare Dulcinea.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Omdat de e-toets van mijn schrijfmachine los zit - in plaats van resoluut in te grijpen en het ding vast te plakken probeer ik hem iedere keer met een splintertje van een lucifer vast te zetten, wat eigenlijk niet zo verwonderlijk is want het valt je pas op als je de machine gebruikt en dan kan je niet gaan plakken - moest ik denken aan een voortand van mij waar ook wat beweging in zit.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd
“Hier is de tijd van de grote schoonmaak aangebroken. Het luchtig decor van dorre staketsels, die de tuin bij rijp en ijzel een kil maar feeëriek aanzien gaven en die droefgeestig leken te kermen in de wind, gaat onherroepelijk neer. Zondag jongstleden hebben we het verbleekt gebeente, omzichtig rondstappend want overal bleken groengele puntjes van de uitlopende bollen door de smeltende sneeuw heen te boren, aan stukken gekraakt en in een oude vuilnisemmer verbrand. De tuin was bij tijd en wijle gedompeld in een blauw waas waar we doorheen doolden als schimmen. Het is verwonderlijk zo'n nietig laagje als er op de bodem van de emmer overblijft van al dat uitbundige groene leven van verleden jaar zomer.”
Jan Wolkers, De Onverbiddelijke Tijd