Piyashshili

Piyashshili (gestorven circa 1315 v.Chr.) was een Hettitische prins en de middelste zoon van koning Suppiluliuma I; jonger dan de troonopvolger Arnuwanda II, maar ouder dan de uiteindelijke opvolger Mursili II en waarschijnlijk ook ouder dan de ongelukkige Zannanza. Nadat Suppiluliuma een verdrag sloot met Shattiwaza, zoon van koning Tushratta van Mitanni, en een van zijn dochters uit aan hem uitgehuwelijkt had, leidde Piyashshili een Hettitische leger dat Shattiwaza op de troon van Mitanni zette. Volgens Hettitische bronnen staken Piyashshili en Shattiwaza de Eufraat over bij Karkemish, om vervolgens door te marcheren naar Irridu, wat zich al in Hurritisch gebied bevond. Nadat Irridu en Harran verwoest waren trokken ze verder oostwaarts richting Washshukanni en waarschijnlijk veroverden ook ze de hoofdstad Taite.

Nadat Shattiwaza aangesteld was als de vazalheerser van Mitanni gaf Suppiluliuma aan Piyashshili de Akkadische naam Sarri-Kusuh en het territorium van Ashtata (samen met de steden Ekalte, Ahuna en Terqa) en Karkemish, voorheen behorend tot Mitanni.

"En al deze steden van het land van Karkemish, Murmurik, Shipri, Mazuwati en _urun - deze versterkte steden - gaf ik aan mijn zoon" (Verdrag van Suppiluliuma-Shattiwaza)

In feite lijkt het erop dat het gehele gebied van Mitanni ten westen van de Eufraat onder directe Hettitische controle kwam, geregeerd door Piyashshili.

Toen de Egyptenaren Kadesj (Kinza) aanvielen, belegerde en hernam Suppiluliuma de stad. Het volk werd gedeporteerd en Suppiluliuma maakte Piyashshili tevens gouverneur van de stad. Nog steeds onder de naam "Sarri-Kusuh" kwam Piyashshili rond 1320 v.Chr. Mursili te hulp in zijn campagne tegen Arzawa. Piyashshili keerde vervolgens terug naar Karkemish.

Piyashshili werd ziek en stierf voor het negende jaar van Mursili II. Na zijn dood brak een opstand uit in Kadesh en Nuhashshe (centraal Syrië). Nadat deze was neergeslagen maakte Mursili II de zoon van Piyashshili koning van Kadesh.