Cycloop
Cycloop | ||||
---|---|---|---|---|
κύκλωψ, kykloop | ||||
Cycloop | ||||
Oorsprong | Griekse mythologie | |||
Cultuscentrum | Etna op Sicilië | |||
Gedaante | Reus met maar één oog | |||
Kunstvormen | Le Cyclope | |||
Literaire bronnen | Odyssee, Cycloop | |||
Odilon Redon (1840-1916) Le Cyclope
| ||||
|
De cycloop, of minder gangbaar kykloop, (Oudgrieks: κύκλωψ – "rondoog", van: κύκλος – "cirkel" en ὤψ – "oog")[1] is een figuur uit de Griekse mythologie. Cyclopen zijn woeste reuzen met maar één oog. Ze woonden bij elkaar op de hellingen van de vulkaan Etna op Sicilië, ver weg van de bewoonde wereld. Cyclopen zouden leven van de landbouw, veeteelt en hadden veel schapen. Volgens Homeros aten ze ook kinderen.
De eerste cyclopen, genaamd Steropes, Brontes en Arges, zijn volgens de mythologie de kinderen van Gaia en Ouranos. Ze zijn de assistenten van de god van de smeedkunst Hephaistos. Aan hen heeft Zeus zijn bliksem, Poseidon zijn drietand en Hades zijn onzichtbaarheidshelm (hadeskap) te danken.
In Griekenland, op de Peloponnesos, onder andere om Mycene — de stad van koning Agamemnon en Eurystheus, voor wie Herakles werken moest verrichten — stonden enorme muren. Zij dienden als stadsmuren en bestonden uit geweldige blokken kleisteen. Deze muren waren zo groot en imposant dat de Grieken geloofden dat ze niet door mensen waren gebouwd maar door de Cyclopen. Daarom noemen we ze 'Cyclopische muren' (zie "... Cyclopea saxa", Aen. I, v.201, Verg.).
De Cycloop Polyphemos
[bewerken | brontekst bewerken]In de Odyssee van Homeros komt de held Odysseus in een van zijn omzwervingen terecht op het eiland der cyclopen. Hij wordt met 12 van zijn mannen gevangengenomen in de grot van de cycloop Polyphemos, een zoon van Poseidon. Polyphemos houdt wel van iets anders dan een schapenboutje. Elke avond en ochtend vreet Polyphemos twee van de mannen van Odysseus op; daarom bedenkt Odysseus een list.
Odysseus voert de reus dronken en op de vraag van de cycloop, hoe Odysseus heet, antwoordt hij 'Niemand'. Als Polyphemos versuft van de wijn en het eten in slaap valt steken de mannen met een brandende, gepunte staak het oog van Polyphemos uit.
Woedend van de pijn wordt de cycloop wakker. Hij roept de andere cyclopen om hulp. Zij komen op het kabaal af en vragen hem wat er aan de hand is. Polyphemos antwoordt: 'Niemand heeft mijn oog uitgestoken en Niemand is ontsnapt. Ik ben op Niemand boos!' De cyclopen denken dat Polyphemos gek is geworden en gaan weer slapen. De volgende ochtend kan Polyphemos de mannen op de tast niet vinden tussen de schapen. Hij gaat bij de ingang van de grot staan wetende dat zijn schapen naar de weide gaan. Om toch te kunnen ontsnappen bindt Odysseus zijn mannen onder schapen. Hij als enige overgeblevene kan zichzelf niet vastbinden maar houdt zich vast aan de haren van de grootste ram. Als de schapen 's ochtends de grot verlaten praat Polyphemos tegen zijn lievelingsram, niet wetende dat Odysseus zich vasthoudt onder de buik. Odysseus en zijn mannen weten zo te ontkomen en stelen bovendien de vette schapen van de reus.
Als Polyphemos later merkt dat de mannen zich niet meer in de grot bevinden ontsteekt hij in woede.
Wanneer de mannen wegroeien, roept Odysseus de reus na. De woedende Polyphemos gooit een rotsblok naar het schip. Dan nog houdt Odysseus zich niet stil en noemt zijn echte naam. Een tweede rotsblok, dat achter het schip belandt, geeft het een grote snelheid, weg van het eiland. De gekwetste Polyphemos bidt tot zijn vader Poseidon om hem te wreken. Poseidon zou Odysseus gedurende de rest van zijn lange reis tegenwerken waar hij kon.
Oorsprong van de mythe
[bewerken | brontekst bewerken]Een theorie is dat de Grieken olifantschedels hebben gevonden en ze aanzagen voor de schedels van reuzen met één groot oog in het voorhoofd. Deze theorie werd voor het eerst in 1914 door Othenio Abel genoemd. Het is dan ook niet toevallig dat de legende van de Cyclopen in verband wordt gebracht met Sicilië. Hier leefde tijdens de laatste ijstijd, het Pleistoceen, de Siciliaanse dwergolifant. Olifantschedels hebben geen duidelijk herkenbare oogkassen. Ze hebben echter wel een grote neusholte op de plaats van de slurf.
Adrienne Mayor onderbouwt het verder aldus in haar boek The First Fossil Hunters: Paleontology in Greek and Roman Times: De Grieken vonden die antieke botten en bewaarden ze in hun tempels. Ze probeerden het uiterlijk van de prehistorische wezens te reconstrueren, en zochten verklaringen voor hun uitsterven. Voor het laatste, waren ze voornamelijk aangewezen op hun fantasie, en dat leidde tot de mythische verhalen over fabeldieren als de cycloop.