Naar inhoud springen

取る

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: \to.ɾɯ\, [to̞ɾɯ̟ᵝ]

取る

  1. nemen, pakken
    «どっち取る?»
    Welke neem jij?
  2. brengen, overhandigen, afgeven, halen
    «取ってくださいますか。»
    Kun je wat papier voor me halen?
  3. houden
    «君が取っといてくれ。»
    Hou het maar.
  4. verwijderen, wegnemen, afdoen
    «スカートの汚れを取る»
    vlekken van een rok verwijderen
    «帽子取る»
    je hoed afzetten
  5. stelen, wegnemen
    «取られた。»
    Mijn geld was gestolen.
  6. verzamelen, samenbrengen, oprapen
    «その貝殻はどこで取ったの。»
    Waar heb je die schelpen opgepakt?
  7. behalen
    «1等賞取る»
    de hoofdprijs behalen
  8. kiezen
    «好きな取って構わないよ。»
    Kies welke je wilt.
  9. duren
    «これはひどく時間取る。»
    Dit duurt zo lang.
  10. aanzien als, nemen (abstract)
    «彼はその意味文字どおりに取った。»
    Hij nam het letterlijk.
  11. vrijhouden
    «あなたの取ってあります。»
    We hebben een plaatsje voor je vrijgehouden.
  1. 撮る een foto trekken
  2. 捕る vangen
  3. 盗る stelen
  4. 執る werk doen