Naar inhoud springen

-bundus

Uit WikiWoordenboek

-bundus

  1. vormt bijvoeglijke naamwoorden als tegenwoordig deelwoord (participium praesentis) van werkwoorden, bezig met, -d.
    «mŏri → moribundus»
    sterven → stervend
    «nătāre → nătābundus»
    zwemmen → zwemmend
    «nox → noctŭa → noctŭăbundus»
    nacht → nachtuil → bij nacht reizend