zomerband
Uiterlijk
- zo·mer·band
- samenstelling van zomer en band
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerband | zomerbanden |
verkleinwoord | zomerbandje | zomerbandjes |
de zomerband m
- een autoband die in de zomer gebruikt wordt, een doorsnee gewone gebruiksband.
- In de bandenwisselweek werden de zomerbanden vervangen door winterbanden.
- Het woord zomerband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.