zelfingenomen
Uiterlijk
- zelf·in·ge·no·men
- samenstelling van zelf en ingenomen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfingenomen | zelfingenomener | zelfingenomenst |
verbogen | zelfingenomenste | ||
partitief | zelfingenomens | zelfingenomeners | - |
zelfingenomen [1]
- van een persoon dat hij of zij te tevreden met zichzelf is
- De zelfingenomen directeur trok zich niets aan van de kritiek op zijn functioneren zodat het bedrijf failliet ging.
- Het woord zelfingenomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfingenomen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be