waarschuwde
Uiterlijk
- Geluid: waarschuwde (hulp, bestand)
- waar·schuw·de
vervoeging van |
---|
waarschuwen |
waarschuwde
- enkelvoud verleden tijd van waarschuwen
- Ik waarschuwde.
- Jij waarschuwde.
- Hij, zij, het waarschuwde.
- Ik waarschuwde.
- ▸ Hij vond het wel een mooi plan maar waarschuwde me dat we dan wel eerst mee moesten naar het Giant Sequoia National Monument om duizend jaar oude Sequoia-bomen te bekijken.[1]
- Het woord waarschuwde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers