schorsing
Uiterlijk
- schor·sing
- Naamwoord van handeling van schorsen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schorsing | schorsingen |
verkleinwoord |
de schorsing v
- een voorlopig of tijdelijk verbod om een functie uit te voeren
- Door een schorsing moest hij het duel missen.
- tijdelijke onderbreking (van een vergadering of rechtszitting)
- Na een korte schorsing vergaderden we verder.
- Het woord schorsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schorsing" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be