remmer
Uiterlijk
- rem·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | remmer | remmers |
verkleinwoord | - | - |
de remmer m
- (scheikunde) (biologie) stof die een remmende werking uitoefent, die de reactiesnelheid vertraagt
- iets of iemand die zorgt voor het verminderen van de snelheid van een voertuig
- aanvalsremmer, ACE-remmer, aidsremmer, celremmer, eetlustremmer, groeiremmer, maagzuurremmer, ontstekingsremmer, ovulatieremmer, proteaseremmer, snelheidsremmer, weeënremmer, zuurremmer
- Het woord remmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "remmer" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %
- Palindroom in het Nederlands