liefhebber
Uiterlijk
- Geluid: liefhebber (hulp, bestand)
- lief·heb·ber
- Naamwoord van handeling van liefhebben met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liefhebber | liefhebbers |
verkleinwoord | liefhebbertje | liefhebbertjes |
de liefhebber m
- iemand die veel van iets houdt, zich erg interesseert voor iets
- ▸ Het is de dag voordat de Tour de France de gevreesde helling in de Vogezen aandoet. Liefhebbers klauteren alvast naar adem happend en met knarsende ketting naar boven.[2]
- iemand die zich met iets bezighoudt zonder vakkundig te zijn
- mannelijke vorm van liefhebster
|
1.
vervoeging van |
---|
liefhebberen |
liefhebber
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liefhebberen
- Ik liefhebber.
- gebiedende wijs van liefhebberen
- Liefhebber!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liefhebberen
- Liefhebber je?
- Het woord liefhebber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "liefhebber" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ liefhebber op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be