geringschatting
Uiterlijk
- ge·ring·schat·ting
- afleiding van geringschatten met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geringschatting | geringschattingen |
verkleinwoord |
de geringschatting v
- iets of iemand als minderwaardig beschouwen
- ▸ Daar geloof ik niets van, zei Levin met een glimlach en als altijd voelde hij zich geroerd door deze geringschatting van zichzelf die bij Ljvov in het geheel niet voortkwam uit de wens bescheiden te schijnen of het te zijn, maar die volkomen oprecht was.[3]
- ▸ De Duitse president laat Der Spiegel weten dat zijn beslissing om de Winterspelen in Sotsji te boycotten zeker niet als een geringschatting naar de atleten opgevat moet worden. Hij zal de Duitse deelnemers op 24 februari bij hun terugkeer in München ontvangen.[4]
- Het woord geringschatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ geringschatting op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Duitse president boycot Spelen in Sotsji” (08-12-2013), Tubantia