bow
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bow | bows |
bow
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bow |
he/she/it | bows |
verleden tijd | bowed |
voltooid deelwoord |
bowed |
onvoltooid deelwoord |
bowing |
gebiedende wijs | bow |
bow
- (muziek) strijken
- «He bowed his instrument well.»
- Hij wist zijn instrument goed te strijken
- «He bowed his instrument well.»
- een boog vormen, verbuigen
- «The plank bowed under his weight.»
- De plank verboog onder zijn gewicht.
- «The plank bowed under his weight.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bow |
he/she/it | bows |
verleden tijd | bowed |
voltooid deelwoord |
bowed |
onvoltooid deelwoord |
bowing |
gebiedende wijs | bow |
bow
- buigen
- «He did bow for that threat.»
- Hij boog niet voor dat dreigement.
- «He did bow for that threat.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bow | bows |
bow
- (scheepvaart) boeg, voorsteven
- buiging
- «He took a bow.»
- Hij maakte een buiging
- «He took a bow.»
bow
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Militair in het Engels
- Jachttaal in het Engels
- Muziek in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Scheepvaart in het Engels
- Woorden in het Wymysoojs
- Woorden in het Wymysoojs met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Wymysoojs
- Biologie in het Wymysoojs