blies
Uiterlijk
- blies
vervoeging van |
---|
blazen |
blies
- enkelvoud verleden tijd van blazen
- Ik blies.
- Jij blies.
- Hij, zij, het blies.
- Ik blies.
- Het woord blies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blies" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be