bijenkast
Uiterlijk
- bij·en·kast
- samenstelling van bij en kast met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijenkast | bijenkasten |
verkleinwoord | - | - |
- kast waarin bijen wonen, geïnstalleerd door een bijenhouder om honing en was verzamelen
- Het woord bijenkast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijenkast" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be