buitengoed
Uiterlijk
- Geluid: buitengoed (hulp, bestand)
- bui·ten·goed
- samenstelling van buiten en goed zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitengoed | buitengoederen |
verkleinwoord | buitengoedje | buitengoedjes |
het buitengoed o
- landgoed dat buiten de stad is gelegen
- ▸ Vol medeleven vervolgt u dat zulks u inderdaad wel wat erg buiten toeschijnt, en om niet achter te blijven beschrijft u dan het buitengoed van uw familie: 'Klein Lankum, gelegen in de aangename dreven juist bezuiden Franeker, kent men alom aan zijn hoog oprijzende middendeel met kunstig timpaan, uitstekend boven de voorgalerij die gevormd wordt door de Dorische zuilen die hetzelve schragen.[2]
- ▸ Oud Amelisweerd is altijd in gebruik geweest als particulier buitengoed. Het bestaat uit een landhuis uit de 18e eeuw en een park met bijgebouwen. Het landhuis is de afgelopen jaren compleet gerestaureerd. Daarbij kwam onder meer unieke Chinese wandbekleding aan het licht, die nu in het museum te zien is.[3]
1. landgoed dat buiten de stad is gelegen
- Het woord buitengoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron “Prinses Beatrix opent Museum Oud Amelisweerd” (21 maart 2014), Reformatorisch Dagblad