auditorium
Uiterlijk
- Geluid: auditorium (hulp, bestand)
- au·di·to·ri·um
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gehoorzaal’ voor het eerst aangetroffen in 1634 [1]
- afgeleid van het Latijnse audīre (horen) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | auditorium | auditoria auditoriums |
verkleinwoord | auditoriumpje | auditoriumpjes |
- gehoor, de gezamenlijke toehoorders
- gehoorzaal
- Het woord auditorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "auditorium" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "auditorium" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ auditorium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
auditorium
auditorium o
- auditorium; gehoor, de gezamenlijke toehoorders
- auditorium; gehoorzaal
- IPA: /aʊ̯̯dɪtɔrɪjʊm/
- au·di·to·rium
auditorium o
- auditorium; gehoor, de gezamenlijke toehoorders
- auditorium; gehoorzaal
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -orium in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Kasjoebisch
- Zelfstandig naamwoord in het Kasjoebisch
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch