ordinaat
Uiterlijk
- or·di·naat
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
- Naamwoord van handeling van ordineren met het achtervoegsel -aat
- afgeleid van het Latijnse ordinatum met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ordinaat | ordinaten |
verkleinwoord | - | - |
- (wiskunde) de verticale as van de beide coördinaten van een punt in een plat vlak, de y-as
- Het woord ordinaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ordinaat" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ordinaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ordinaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be