Naar inhoud springen

overbrachten

Uit WikiWoordenboek
  • over·brach·ten
vervoeging van
overbrengen

overbrachten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overbrengen
    • ...dat wij overbrachten. 
    • ...dat jullie overbrachten. 
    • ...dat zij overbrachten. 
vervoeging van
overbrengen

overbrachten

  1. meervoud verleden tijd van overbrengen
    • Wij overbrachten. 
    • Jullie overbrachten. 
    • Zij overbrachten.