Naar inhoud springen

overtak

Uit WikiWoordenboek
  • o·ver·tak
  • Afleiding van het Noorse werkwoord tak met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 52136
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   overtak     overtaket     overtak     overtaka
overtakene  
genitief   overtaks     overtakets     overtaks     overtakas
overtakenes  

overtak, o

  1. overhand, overmacht
  2. (sport) een greep bij het worstelen: met zijn armen over de armen van de tegenstander grijpen
  • [1]: få overtaket over noen / få overtaket på noen
overhand over iemand krijgen
  • [1]: ha overtaket over noen / ha overtaket på noen
overhand over iemand hebben


  • o·ver·tak
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord tak met het voorvoegsel over-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   overtak     overtaket     overtak     overtaka  

overtak, o

  1. overhand, overmacht
  2. (sport) een greep bij het worstelen: met zijn armen over de armen van de tegenstander grijpen
  • [1]: få overtaket over nokon / få overtaket på nokon
overhand over iemand krijgen
  • [1]: ha overtaket over nokon / ha overtaket på nokon
overhand over iemand hebben