Naar inhoud springen

neerzetten

Uit WikiWoordenboek
  • neer·zet·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neerzetten
zette neer
neergezet
zwak -t volledig

neerzetten

  1. overgankelijk iets op een lagere plek plaatsen
    • Ik heb de koffers in de gang neergezet. 
  2. overgankelijk, (toneel) overtuigend in kort bestek een persoon of type vertolken
    • Zoals hij dat typetje even neerzette is toch heel bijzonder. 
     Hij was een bescheiden Britse kostschooljongen met een keurig Engels accent die, eenmaal op het podium, in een echte entertainer veranderde en als een kleine Mark Knopfler een weergaloze gitaarsolo neerzette.[1]
  3. overgankelijk, (sport) een prestatie behalen
    • Bij het voetbal is deze keer een goede uitslag neergezet. 
vervoeging van
neerzetten

neerzetten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerzetten
    • ...dat wij neerzetten. 
    • ...dat jullie neerzetten. 
    • ...dat zij neerzetten. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be