neerzetten
Uiterlijk
- Geluid: neerzetten (hulp, bestand)
- neer·zet·ten
- samenstelling van neer en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neerzetten |
zette neer |
neergezet |
zwak -t | volledig |
neerzetten
- overgankelijk iets op een lagere plek plaatsen
- Ik heb de koffers in de gang neergezet.
- overgankelijk, (toneel) overtuigend in kort bestek een persoon of type vertolken
- Zoals hij dat typetje even neerzette is toch heel bijzonder.
- ▸ Hij was een bescheiden Britse kostschooljongen met een keurig Engels accent die, eenmaal op het podium, in een echte entertainer veranderde en als een kleine Mark Knopfler een weergaloze gitaarsolo neerzette.[1]
- overgankelijk, (sport) een prestatie behalen
- Bij het voetbal is deze keer een goede uitslag neergezet.
- [1] optillen
1. iets op een lagere plek plaatsen
vervoeging van |
---|
neerzetten |
neerzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerzetten
- ...dat wij neerzetten.
- ...dat jullie neerzetten.
- ...dat zij neerzetten.
- ...dat wij neerzetten.
- Het woord neerzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neerzetten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Toneel in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %