nableven
Uiterlijk
- na·ble·ven
vervoeging van |
---|
nablijven |
nableven
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van nablijven
- ...dat wij nableven.
- ...dat jullie nableven.
- ...dat zij nableven.
- ...dat wij nableven.
- Het woord nableven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.