Rechnung
Uiterlijk
- Rech·nung
- Afkomstig van de Middelhoogduitse woorden rechenunge en rechnunge.
- Naamwoord van handeling van rechnen met het achtervoegsel -ung.
Rechnung v
- (economie) factuur, nota, rekening
- «Es hat sich ein Fehler in die Rechnung eingeschlichen.»
- Er is een fout in de rekening geslopen.
- «Es hat sich ein Fehler in die Rechnung eingeschlichen.»
- (figuurlijk) beraad
- (wiskunde) berekening
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Rechnung | die Rechnungen |
genitief | der Rechnung | der Rechnungen |
datief | der Rechnung | den Rechnungen |
accusatief | die Rechnung | die Rechnungen |
- [1]: Rg.
- [1]: (verouderd) Faktura
- [1]: Liquidation
- [1]: Zeche
- [2]: Berechnung
|
|
- [1]: Quittung
voor eigen rekening
voor rekening van
Ober, betalen alstublieft!
in rekening brengen / declareren / factureren
|
buiten de waard rekenen
iemand een hak zetten
mijne beraden kloppen niet
|