beddengoed
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Alternative forms
[edit]- beddegoed (before 1996)
Etymology
[edit]Compound of bed + -en- + goed.
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]beddengoed n (uncountable)
- bedding (sheets, blankets etc.)
- Ik moet nieuw beddengoed kopen voor het gastenbed. ― I need to buy new bedding for the guest bed.
- Het beddengoed moet elke week worden gewassen. ― The bedding should be washed every week.
- Ze houdt van zacht en comfortabel beddengoed. ― She loves soft and comfortable bedding.