Naar inhoud springen

grotelijks

Uit WikiWoordenboek


  • gro·te·lijks

grotelijks [2]

  1. in ruime mate
     De kruiden, welke door de wind tussen de verstrooide stenen gezaaid waren, hadden zich op die tijd grotelijks vermenigvuldigd: een weeldrig gras schoot zijn groene stijltjes overal in de hoogte, - en als de geliefkoosde kinderen der woeste natuur, bewogen de veldbloemen hun zilveren kelken boven de toppen der puinhopen.[3]
  2. op een prachtige manier
  3. ten zeerste
     " De Deken der beenhouwers verblijdde zich grotelijks bij deze hulde, en schreeuwde met donderende stem: "Macecliers en wevers! Op matige tred.[3]