Naar inhoud springen

Monnikskap

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Monnikskap
Aconitum variegatum
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht
Aconitum
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Monnikskap op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Monnikskap (Aconitum) is een geslacht van vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).

Het geslacht kent driehonderd tot vierhonderd soorten.[1][2] De botanische naam is mogelijk afkomstig van het Griekse woord ἀκόνιτον, wat "zonder strijd" betekent. Een andere verklaring verwijst naar de berg Akonitos in Pontos. Volgens Plinius verwijst de naam naar de oude havenstad Aconis aan de Zwarte Zee.[3]

De bloemen vormen meestal eindstandige trossen.[2] Het bovenste bloemblad heeft de vorm van een helm of monnikskap, waaraan het geslacht zijn Nederlandstalige naam te danken heeft. De vijf bloembladen zijn geel, paars of blauw. De bladen zijn meestal diep gedeeld tot gespleten,[2] zelden ongedeeld.

De soorten van dit geslacht komen vooral voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.[2] Van de driehonderd tot vierhonderd soorten komen er ruim tweehonderd voor in China.[2] De voornaamste standplaatsen zijn vochtige bodems van bergweiden.[4]

In Nederland en België komt slechts een soort van nature voor, de gele monnikskap (Aconitum vulparia).[5] In de zomer van 1979 werd de blauwe monnikskap (Aconitum napellus) waargenomen in het Nederlandse natuurgebied 'Quakjeswater' bij Rockanje.[6]

Soorten die in de bergen van Europa voorkomen:[7]

Andere soorten buiten de Benelux:

Monnikskap kan vermeerderd worden door knolvorming. Voor de kweek van de plant kan het beste vochthoudende, licht beschaduwde grond worden gebruikt. Ook in de zon kunnen de planten goed gedijen, mits de grond niet uitdroogt. Het planten kan het beste gebeuren in het najaar of vroeg in het voorjaar. De bloeitijd loopt van juli tot en met september. Monnikskap vindt toepassing in de siertuin en wordt ook wel geoogst als snijbloem.

Veel soorten planten in dit geslacht zijn sterk giftig. Dat geldt voor alle delen, zelfs voor de honing.[8] Ze bevatten het gif aconitine, een alkaloïde en sporen van verwante alkaloïden. Zelfs sap van de plant op de huid kan een heftige reactie teweegbrengen.

Soorten in dit geslacht dienen als waardplant voor onder andere de egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), Eupithecia coagulata, Heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), boksbaardvlinder (Amphipyra tragopoginis), Blepharita amica, ridderspooruil (Periphanes delphinii), gelduil (Polychrysia moneta) en de bladroller Aterpia charpentierana.[9]

Het is ook de primaire voedselbron voor Bombus consobrinus.[10][11]

Culturele invloed

[bewerken | brontekst bewerken]

Aconitum komt in een aantal culturele uitingen voor, zoals:

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Aconitum in de Flora of Missouri
  • (en) Aconitum in de NCBI Taxonomy Browser