Hans Lodeizen
Hans Lodeizen | ||||
---|---|---|---|---|
Lodeizen
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | 20 juli 1924 | |||
Geboorteplaats | Naarden | |||
Overleden | 26 juli 1950 | |||
Overlijdensplaats | Lausanne | |||
Beroep | dichter | |||
Werk | ||||
Bekende werken | Het innerlijk behang | |||
Uitgeverij | G.A. van Oorschot | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Johannes August Frederik[1] (Hans) Lodeizen (Naarden, 20 juli 1924 - Lausanne, 26 juli 1950) was een Nederlandse dichter, die al op 26-jarige leeftijd stierf. Niettemin verwierf hij zich een heel eigen plaats[2] en had hij een vernieuwende invloed op de poëzie in het Nederlands taalgebied. Hij was de auteur van één bundel gedichten en een hoeveelheid nagelaten werk. Hij geldt min of meer als voorloper van de generatie van vijftig, een groep 'experimentele' dichters onder wie Lucebert, Hugo Claus en Gerrit Kouwenaar. Weliswaar vertoont Lodeizen een zekere verwantschap met deze naoorlogse dichters, maar bij lezing van zijn werk valt het eigen, persoonlijke karakter op. 'De gedichten van Hans Lodeizen, met hun sfeer van jong-zijn en kleurige feestelijkheden, lijken in hun luchtige elegantie een beetje boven de wereld te zweven. Ze zijn licht en onaards, maar toch zeer autobiografisch,' zo karakteriseert Peter Berger deze poëzie.[3]
Zijn werk overleefde verschillende latere stromingen en bleef lang na de jaren vijftig bijzonder geliefd bij generaties jonge lezers, voor wie hij vaak de eerste dichter was met wie ze kennismaakten en in wie ze zich konden herkennen. Lodeizens enige bij zijn leven gepubliceerde bundel Het innerlijk behang[4] werd tot aan 1990 vijftien keer herdrukt, wat op zichzelf al zijn immense populariteit weerspiegelt.[5] In 1962 verschenen Lodeizens Gedichten als een meer uitgebreide verzameluitgave. Daar kwam later nog zijn Nagelaten werk bij, dat vijf keer werd herdrukt, alvorens in 1996 een definitieve, wetenschappelijke editie Verzamelde gedichten verscheen.[6]
Leven en werk
[bewerken | brontekst bewerken]Johannes August Frederik Lodeizen was de oudste zoon van de vermogende mr. August Frederik (Guus) Lodeizen (’s-Hertogenbosch 1888 – Wassenaar 13 mei 1980) en Margaretha (Greta) Gijswijt (8 juli 1895 – Wassenaar 30 augustus 1991). Vader Lodeizen was tot 1933 werkzaam bij de Algemene Kunstzijde Unie (AKU) te Arnhem, maar stapte in 1933 over naar de bekende multinational, de handels- en scheepvaartmaatschappij Müller & Co, waar hij eerst procuratiehouder was en van 1939 tot 1958 president-directeur.
Hans bezocht in Arnhem van 1931 tot 1933 een openbare lagere school. Vanaf juli 1933 woonde hij in Wassenaar (aan de Wilhelminalaan), waar hij, vanaf de derde klas, van 1933 tot 1936 de Kievietschool bezocht. In 1936 verhuisde het gezin naar het huis ‘’Schouwenhoek’’, Schouwweg 102, een villa in Engelse landhuisstijl. Omdat hij niet slaagde voor het toelatingsexamen voor het Rijnlands Lyceum (te Wassenaar), ging hij naar Het Haagsche Lyceum. Toen bleek dat hij de vijfde klas moest doubleren, liep hij van huis weg. Na twee dagen in Amsterdam en Ede te hebben doorgebracht, in welke laatste plaats hij sonnetten schreef, kwam hij weer thuis. Hij slaagde voor zijn eindexamen in 1943, dook vervolgens onder om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen en ging na de bevrijding in Leiden rechten studeren. In 1946 stapte hij over op biologie en liep college te Amherst, Massachusetts in de VS. Daar trof hij de dichter James Merrill (1926-1995) en andere jonge talenten. Aan het einde van zijn tweede studiejaar brak hij ook deze studie af en keerde in 1948 zonder graad naar Nederland terug. Nadat bij Lodeizen begin 1950 leukemie was geconstateerd, verbleef hij de laatste twee maanden van zijn leven in een sanatorium in Lausanne. Lodeizen overleed op 26 juli 1950 op zesentwintigjarige leeftijd in de Clinique Cécil in Lausanne aan de ziekte.
In de laatste ruim twee jaar van zijn leven schreef Lodeizen zo'n 500 gedichten.[7] Bij zijn leven verscheen er van hem slechts één bundel, Het innerlijk behang, in mei 1950 uitgegeven (met het jaartal 1949) door uitgeverij Van Oorschot als voorlaatste cahier van de poëziereeks De Vrije Bladen. Dit kon slechts gebeuren na bemiddeling door achtereenvolgens L.A. Ries en Adriaan van der Veen bij de redacteur van die reeks, Adriaan Morriën. Eerder, in april 1948, had de redactie van het literaire tijdschrift Het woord bij monde van Koos Schuur negen gedichten van Lodeizen geweigerd.
Na het overlijden van de dichter vond zijn werk echter snel ingang en erkenning, mede doordat de generatie van '50 in hem een geestverwant en voorloper zag. Postuum werd aan Lodeizen in 1951 de Jan Campertprijs toegekend; de jury bestond uit F. Bordewijk, Martinus Nijhoff en dr. J. Hulsker.
Karakteristieken
[bewerken | brontekst bewerken]Het debuut van Lodeizen kenmerkt zich volgens criticus Rein Bloem "door een romantisch onvervulbaar verlangen. Zijn melancholie heeft Lodeizen met een beperkt aantal motieven (tuin, haven, zee) uitgewerkt in een vrije versvorm, qua beeldspraak verwant met de vroege surrealistische poëzie van Paul Éluard."
In Het Literatuurboek (uitgegeven door Waanders in 2003) presenteert de Koninklijke Bibliotheek een overzicht van de Nederlandse literatuur in meer dan vierhonderd artikeltjes. Voor het jaar 1949 kiest zij de bundel van Lodeizen en geeft daarbij de volgende karakteristiek: " 'De moeheid in een bootje', 'de buigzaamheid van het verdriet', daar kan iedereen zich iets bij voorstellen, ook al zou je de beeldspraak van de dichter niet helemaal begrijpen. De verzen van Hans Lodeizen zijn van een bedrieglijke eenvoud, bijvoorbeeld deze: 'op een heel warme zomerdag / hij had / alle vormen van verdriet / in zijn lichaam verdronken / maar angst / met hoed en parapluie / wachtte in de vestibule'. De verzen lijken op onaffe schetsen, maar zijn niettemin hecht doortimmerd."[8]
Het taalgebruik van Lodeizen wordt volgens een andere toelichting -- bij een tekstfragment dat als muurgedicht is aangebracht te Nunspeet -- gekenmerkt als "meerduidig en associatief". Ook het romantisch-sprookjesachtige en het ontsnappen aan de werkelijkheid door een 'vlucht' in de natuur vindt men in het gekozen fragment terug. Droom en werkelijkheid gaan moeiteloos in elkaar over. De vrije, rijmloze versvorm kan als vernieuwend beschouwd worden; tegelijkertijd staat Lodeizen in de traditie van het symbolisme zoals men dat tegenkomt in het werk van bijvoorbeeld Leopold en Boutens."[9]
Het associatieve karakter bij Lodeizen noemt Rein Bloem voor de Nederlandse poëzie omstreeks 1950 verrassend nieuw, al vindt hij het te ver gaan om in hem een voorloper te zien van de Vijftigers. Lodeizens poëzie was te veel een dagboek, een verslag van een ontoereikend bestaan (mede door zijn homoseksualiteit), dat volgens Bloem ook later zijn zeggingskracht en ontroering volledig behouden blijkt te hebben.
Illustratief hiervoor is een handvol gedichten die tot Lodeizens bekendste zijn gaan behoren, waaronder: 'Als ik nu ga zal het zachter ...'[10] en 'Voor vader', Lodeizens laatste gedateerde gedicht, als verjaardagscadeau voor zijn vader geschreven[11]; beide gedichten werden opgenomen in de dichtbundel Het innerlijk behang en andere gedichten.[12]
Biografieën
[bewerken | brontekst bewerken]- Koen Hilberdink, die eerder promoveerde op een biografie van Paul Rodenko, publiceerde in 2007 zijn biografie van Hans Lodeizen.[13] In 2002 haalde hij het nieuws met de vondst van twintig brieven van Gerard Reve aan de vader van Lodeizen. Hij ontdekte ook dat Lodeizen in 1949 in de cel belandde na seks met een 16-jarige jongen.[14]
- Een eerdere biografie van de dichter door Gerard Bes was al in 2001 verschenen.[15][16]
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- Het innerlijk behang (1949), [= De Vrije Bladen / Cahiers van 'Libertinage' , 20e jrg., schrift 5 (oktober 1949; verschenen in maart 1950)], Amsterdam: G.A. van Oorschot, 74 blz..
- Het innerlijk behang en andere gedichten, samengesteld door J.C. Bloem, Jan Greshoff en Adriaan Morriën (1952), 185 blz., 15e druk 1989.
- Gedichten (1952), samengesteld door J.C. Bloem, Jan Greshoff en Adriaan Morriën.
- Nagelaten werk (1969); 6e druk 1988.
- Verzamelde gedichten (1996), redactie, verantwoording en annotatie door Wiljan van den Akker, Redbad Fokkema en Mirjam van Hengel, Amsterdam: G.A. van Oorschot, 682 blz.; tweede druk 2007.
- De wanhoop is tijdelijk voorbij (2014), bloemlezing, gekozen en ingeleid door Bart Moeyaert. Amsterdam: Van Oorschot, 73 blz.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Peter Berger (1986), 'Hans Lodeizen 1924-1950', in: Anton Korteweg en Murk Salverda (red.), 't Is vol van schatten hier..., (2 dln). Amsterdam / Den Haag: De Bezige Bij / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, p. 136-138. Ook op: [13]
- Gerard Bes (2001), Hans Lodeizen 1924-1950. Liever liefde dan gedichten, ISBN 978 90 50185585.
- Rein Bloem (1972), 'De derde beproeving', in: Merlyn 2-3, p. 73-83.
- Hugo Brems (2001), in De brekende sleutel.
- Bzzlletin 90 (november 1981), speciaal Lodeizen-nummer.
- Koen Hilberdink (2007), Hans Lodeizen. Biografie, ISBN 978 90 28240803.
- Paul Rodenko (1954), Over Hans Lodeizen.
- Frans C. de Rover (1978), Over Het innerlijk behang van Hans Lodeizen.
- Frans C. de Rover (1980), 'Hans Lodeizen', in Kritisch lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945.
- Willem Sinninghe Damsté & Rob Molin (1980), Hans Lodeizen. Grote Ontmoetingen 40, Literaire Monografieën; Gottmer, Nijmegen; Orion, Brugge.
Documentaire
[bewerken | brontekst bewerken]- Incognito. Het korte leven van Hans Lodeizen.(1998). AVRO/Theorema films. Regie: Ronald Bos.
Varia
[bewerken | brontekst bewerken]Muzikale bewerkingen
[bewerken | brontekst bewerken]- Op zijn cd ''Schout bij nacht'' uit 1995 zette zanger Jan Rot drie gedichten van Lodeizen op muziek: 'Brief van Boord', 'Zij waren altijd samen' en 'Vandaag'.
- Ook de Nederlandse band De Kift verwerkte teksten van Lodeizen op muziek.
- Herman van Veen voorzag de tekst van het gedicht Weet je nog van muziek.
Vernoemingen
[bewerken | brontekst bewerken]- In Den Haag, Groningen en Almere zijn straten naar de dichter genoemd (Hans Lodeizenstraat).
- In De Meern (Utrecht) en Oegstgeest is er een Hans Lodeizenlaan.
Poëzie in de openbare ruimte
[bewerken | brontekst bewerken]- In Leiden is het gedicht We zullen het leven ... van Lodeizen aangebracht op de zijgevel van Haarlemmerstraat 78.
- In Nunspeet is een fragment van het gedicht Als ik nu ga zal het zachter ... op een buitengevel geplaatst.
- In Wassenaar zijn de eerste vier regels van het gedicht ‘’Je hebt me alleen gelaten ...’’ weergegeven rondom de binnenkant van de glazen overkapping van de parkeergarage, ingang aan de Langstraat 154.
- In Den Haag is het gedicht Allemaal steden als raamgedicht aangebracht in de Zoutmanstraat.
Familierelaties
[bewerken | brontekst bewerken]Op 23 juli 1791 werd in het Burgerboek van Dokkum ingeschreven: Fredrik Lodoijsen, afkomstig uit het toenmalige Duitse vorstendom Waldeck.[17] Hij is de stamvader van de familie Lodeizen, waartoe Hans behoort, evenals enkele artistieke personen uit de huidige generatie (Frank Lodeizen, Rifka Lodeizen en Chaim Lodeizen). De schilder Jo Lodeizen (1892-1980) was een leerling van H.P. Bremmer.[18] Een broer van Jo, Jan Lodeizen (†1959), was ook schilder.
Op 21 november 1852 huwde te Dokkum August Fredrik Lodeizen met Ymkjen ten Berg.[19] De combinatie van voornamen August Frederik komt in volgende generaties vaak terug, zo ook bij Hans (J.A.F.), zijn broer A.F. (geboren 1927), zijn vader Guus (A.F., geboren 1888) en de vader van Frank Lodeizen, August Frederik Daniel (Guus) Lodeizen (1906-1944).
De familienaam Lodeizen is zeldzaam. In 1947 waren er in Nederland 18 personen met die naam, in 2007 waren dat er 44.[20] Uiterst beperkt komt daarnaast de familienaam Lodijsen in Nederland voor. Er is ook een beeldend kunstenaar met die naam.[21]
Noten
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Zie Biografisch Portaal. Gearchiveerd op 31 januari 2020.
- ↑ Peter Berger, 'Hans Lodeizen 1924-1950' in 't Is vol van schatten hier, Amsterdam / Den Haag, De Bezige Bij / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1986. Deel 2, p. 136. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
- ↑ Idem, p. 137
- ↑ In deze eerste versie uitgegeven als literair cahier in de reeks van De Vrije Bladen, nadien met een aantal andere gedichten aangevuld.
- ↑ Zie voor enkele van zijn meest bekende gedichten Poëzie-leestafel. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
- ↑ Bespreking door Anneke Reitsma (1996), Ons Erfdeel, jaargang 39, [1]. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
- ↑ T. van Deel (2001), recensie van de biografie door G. Bes, in Trouw, 03/11/01.
- ↑ Hoogtepunten van Nederlandse literatuur, [2].
- ↑ Stichting Muurgedichten Nunspeet [3].
- ↑ Zie hier.
- ↑ Reitsma (1996), [4]. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
- ↑ Zie voor de tekst [5]. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
- ↑ Deze biografie is besproken door Ewoud Kieft in de NRC [6]. Gearchiveerd op 3 december 2013.
- ↑ Hans Lodeizen belandde in cel na seks met een 16-jarige Volkskrant 30 oktober 2007. Gearchiveerd op 4 januari 2023.
- ↑ Zie hiervoor het artikel van Ron Rijghard in de NRC 26-10-2001, [7].
- ↑ Deze biografie is zeer kritisch besproken door T. van Deel in Trouw, 03/11/01: 'Het is Hans voor en Hans na'.
- ↑ Index Bugerboek Dokkum 1574-1798, [8]. Gearchiveerd op 10 maart 2022.
- ↑ Vergelijk: [9].
- ↑ Blog van de Historische Vereniging Noordoost Friesland te Dokkum, [10]. Gearchiveerd op 7 april 2017.
- ↑ Nederlandse Familienamenbank, [11].
- ↑ Blijkens [12].
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Biografieën, werken en teksten bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl)
- 'Vader en zoon' op literatuurmuseum.nl. Philip Huff over Lodeizens relatie met zijn vader