• steun
enkelvoud meervoud
naamwoord steun steunen
verkleinwoord steuntje steuntjes

de steunm

  1. iets om op te steunen, te rusten
    • Een stabiele steun hielp hem gauw weer op de been. 
     Vanwege het gebrek aan steun echter moesten mijn enkels erg wennen aan het oneffen terrein.[1]
  2. morele of materiële hulp
    • Dankzij de steun van een studiebeurs ging ze naar de universiteit. 
     Het viel hem op dat er veel politie was maar dat ze niet waren uitgerust met witte oproerhelmen en schilden. Dat was een stap vooruit, een kleine overwinning in de strijd tegen het vs-imperialisme. Je won de steun van het volk niet door met de politie te vechten.[2]
  3. (informeel) sociale uitkering
    • Werklozen krijgen vaak steun van de overheid. 
  • steun krijgen
  • verkapte steun
vervoeging van
steunen

steun

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steunen
    • Ik steun. 
  2. gebiedende wijs van steunen
    • Steun! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steunen
    • Steun je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be