1. Op de rugsteun van deze stoel staat het monogram "RM".
  • rug·steun
enkelvoud meervoud
naamwoord rugsteun rugsteunen
verkleinwoord - -

de rugsteunm

  1. iets waar de achterkant van de romp tegenaan kan leunen
    • Vestdijk werd eind 1948 redacteur van Podium, dat zijn vijftigste verjaardag in oktober met een speciaal Vestdijknummer vierde, compleet met versierde stoel en monogram op de rugsteun. [2]
    • Ik nam niet eens de moeite de asbak te legen en het geschrevene op een geheime plaats te bergen (…) maar ging direct naar boven en vleide mijn hoofd in het kleverig-warme kussen dat haar zo te zien tot rugsteun had gediend. [3]
  2. (figuurlijk) (militair) gewapende hulp die een militaire eenheid van achteren wordt geboden
    • De tweede linie vuurde naar de Noord Hollandse zijde van de afsluitdijk. Deels fungeerde de tweede linie als rugsteun voor de eerste linie, welke naar het oosten, de Friese zijde, was gericht. [4]
  3. (figuurlijk) blijvende ondersteuning die iemand krijgt waardoor hij iets kan doen of volhouden
    • De kleine kunstgalerij waarmee hij eind 1921 in de buurt van de Madeleine start, is in de eerste plaats bedoeld als rugsteun voor zijn vriend Henri Le Fauconnier, die de oorlogsjaren in het neutrale Nederland heeft doorgebracht en sedert zijn terugkeer in 1920 vooral daarom door de Parijse kritiek wordt genegeerd. [5]
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
naamwoord rugsteun -

rugsteun

  1. ruggensteun
  2. (informatica) back-up