Fries
Uiterlijk
Niet te verwarren met: fries |
ISO 639-3 |
---|
fry |
bestand |
- Fries
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Fries | Friezen |
verkleinwoord | Friesje | Friesjes |
de Fries m
- (demoniem) inwoner van Friesland of iemand die uit Friesland afkomstig is
- (demoniem) (geschiedenis) iemand die behoort tot het Friese volk
Demoniemen bij Friesland in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Fries • inwoonster: Friese, Friezin • bijvoeglijk: Fries |
1. en 2.
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | Fries | - | - |
verkleinwoord | - | - | - |
het Fries o
- geen meervoud (taal) (pregnant) Westerlauwers Fries, de Friese taal die wordt gesproken in de huidige provincie Friesland
- geen meervoud (taal) benaming voor een Germaanse taal die vanaf de vroege middeleeuwen werd gesproken langs de kust van de Noordzee vanaf het huidige België tot Denemarken en de talen die daarvan afstammen: het Westerlauwers Fries, het Saterfries en het Noord-Fries
- [2] Noord-Fries, Oudfries, Saterfries
1. Westerlauwers Fries
2. benaming voor een Germaanse taal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Fries | Frieser | Friest |
verbogen | Friese | Friesere | Frieste |
partitief | Fries | Friesers | - |
Fries
- (demoniem) gerelateerd aan of afkomstig uit Friesland
- (geschiedenis) gerelateerd aan Friese volk
- Het woord Fries staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Fries | Friese |
Fries
- (demoniem) Fries; een inwoner van Friesland, een lid van het Friese volk
- (taal) Fries; een Friese taal of de Friese talen, d.w.z. het Westerlauwers Fries, het Saterfries en het Noord-Fries
- (taal) Fries; Westerlauwers Fries, de Friese taal die wordt gesproken in Friesland
Fries
- (demoniem) Fries; gerelateerd aan Friesland
- (demoniem) Fries; gerelateerd aan Friezen
- (taal) Fries; gerelateerd aan het Fries
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Fries
- Afgeleid van het Franse frise
Fries o
- –
- Flaus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Fries | Friezen |
verkleinwoord |
- IPA: /friə̯s/
Fries g
- IPA: /fr̥is/
- Fries
Fries
Fries
Fries
Fries
Fries
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Demoniem in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Eigennaam in het Nederlands
- Betekenis zonder meervoud in het Nederlands
- Taal in het Nederlands
- Pregnant in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Demoniem in het Afrikaans
- Taal in het Afrikaans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 5
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Duits
- Bouwkunde in het Duits
- Woorden in het Fries
- Zelfstandig naamwoord in het Fries
- Woorden in het Fries met IPA-weergave
- Demoniem in het Fries
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs
- Taal in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Taal in het Nedersaksisch
- Woorden in het Stellingwerfs
- Zelfstandig naamwoord in het Stellingwerfs
- Taal in het Stellingwerfs
- Woorden in het West-Vlaams
- Zelfstandig naamwoord in het West-Vlaams
- Taal in het West-Vlaams
- Woorden in het Zeeuws
- Zelfstandig naamwoord in het Zeeuws
- Taal in het Zeeuws
- West-Germaanse talen