Aller au contenu

doorkomen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de “door” et “komen”.

doorkomen intransitif

Présent Prétérit
ik kom door kwam door
jij komt door
hij, zij, het komt door
wij komen door kwamen door
jullie komen door
zij komen door
u komt door kwam door
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn komen doord doorgekomen
  1. Subir.
  2. Arriver, parvenir, réussir, abouter.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 98,7 % des Flamands,
  • 99,3 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Prononciation manquante. (Ajouter)

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]