Étymologie

modifier
À comparer à l’allemand erfahren.

Adjectif

modifier
Forme Positif Comparatif Superlatif
Forme indéclinée ervaren ervarener ervarenst
Forme déclinée ervarenste  
Forme partitive ervarens ervareners

ervaren \Prononciation ?\

  1. Expérimenté.
    • een ervaren vertaler : un traducteur chevronné
    • hij is ervaren op dat gebied : il est expert en la matière

Synonymes

modifier
Présent Prétérit
ik ervaar ervoer
jij ervaart
hij, zij, het ervaart
wij ervaren ervoeren
jullie ervaren
zij ervaren
u ervaart ervoer
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben ervarend ervaren

ervaren \Prononciation ?\ transitif

  1. Éprouver, expérimenter, apprendre par l’expérience, subir.
    • iets ervaren : faire l’expérience de quelque chose.

Synonymes

modifier

Taux de reconnaissance

modifier
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

modifier

Références

modifier
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]