Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ɔntˈfɑŋə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɑŋən

Etymology 1

edit

From earlier ontvaan, from Middle Dutch ontvaen, from Old Dutch antfān. Equivalent to ont- +‎ vangen.

Verb

edit

ontvangen

  1. (transitive) to receive
    Irène Joliot-Curie ontving samen met haar man Frédéric Joliot ook een Nobelprijs voor de Scheikunde, in 1935, een jaar na het overlijden van haar moeder.
    Irène Joliot-Curie received, together with her husband Frédéric Joliot, a Nobel Prize for Chemistry in 1935, one year after the death of her mother.
Conjugation
edit
Conjugation of ontvangen (strong class 7, prefixed)
infinitive ontvangen
past singular ontving
past participle ontvangen
infinitive ontvangen
gerund ontvangen n
present tense past tense
1st person singular ontvang ontving
2nd person sing. (jij) ontvangt, ontvang2 ontving
2nd person sing. (u) ontvangt ontving
2nd person sing. (gij) ontvangt ontvingt
3rd person singular ontvangt ontving
plural ontvangen ontvingen
subjunctive sing.1 ontvange ontvinge
subjunctive plur.1 ontvangen ontvingen
imperative sing. ontvang
imperative plur.1 ontvangt
participles ontvangend ontvangen
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
edit
Descendants
edit
  • Afrikaans: ontvang
  • Negerhollands: ontvang, ontfang

Etymology 2

edit

See the etymology of the corresponding lemma form.

Participle

edit

ontvangen

  1. past participle of ontvangen
Declension
edit
Declension of ontvangen
uninflected ontvangen
inflected ontvangen
positive
predicative/adverbial ontvangen
indefinite m./f. sing. ontvangen
n. sing. ontvangen
plural ontvangen
definite ontvangen
partitive ontvangens