sporen
- spo·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sporen |
spoorde |
gespoord |
zwak -d | volledig |
sporen
- (spoorwegen) met de trein reizen
- De forensen sporen omdat er op de weg teveel files staan.
- in het grotere geheel passen
- De nieuwe medewerkers sporen niet met de huidige bedrijfscultuur.
- v m metalen punt of getand wieltje aan de hiel van de (rij)laars
|
de sporen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spoor
- ▸ Dit zware weer had voor een flinke deuk in mijn zelfvertrouwen gezorgd en had duidelijk sporen bij me achtergelaten.[2]
de sporen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spore
- Het woord sporen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sporen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ sporen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be