sembler
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sembler |
semblais |
semblé |
eerste groep | volledig |
sembler
- onovergankelijk de indruk wekken te zijn, lijken [1,2], schijnen [1]
- onpersoonlijk dunken, toeschijnen, vóórkomen [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sembler |
semblais |
semblé |
eerste groep | volledig |
sembler