[1]: Salat
Salade (groente)
[2]: Salat
Salade (voeding)


  • sa·lat
  • Ontleend aan het Duitse zelfstandige naamwoord Salat, dat van het Italiaanse zelfstandige naamwoord insalata komt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord sal (= zout) komt
Naar frequentie 4641
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   salat     salaten     salater     salaterne  
genitief   salats     salatens     salaters     salaternes  

salat, g

  1. (plantkunde), (groente) Lactuca  , Cichorium  , salade
  2. (voeding) salade


  • sa·lat
  • Afkomstig van de Latijnse woorden sal (= zout) en salare (= zouten)
Naar frequentie 5601
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   salat     salaten     salater     salatene  
genitief   salats     salatens     salaters     salatenes  

salat, m

  1. (plantkunde), (groente) Lactuca  , salade
  2. (voeding) salade


  • sa·lat
  • Afkomstig van de Latijnse woorden sal (= zout) en salare (= zouten)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   salat     salaten     salatar     salatane  

salat, m

  1. (plantkunde), (groente) Lactuca  , salade
  2. (voeding) salade