persoon
- per·soon
- via Middelnederlands persone van Latijn persona
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | persoon | personen |
verkleinwoord | persoontje | persoontjes |
de persoon m
- menselijk individu
- ▸ Het creëren van een slaapplek voor zeven personen viel nog niet mee.[2]
- (grammatica) een van de drie klassen van de persoonlijke voornaamwoorden, wordt ook gebruikt in relatie tot de vervoeging van een werkwoord die hierop gebaseerd is, namelijk de eerste, tweede en derde personen
- (juridisch) menselijk wezen, onderneming of instelling met rechten en plichten die door de wet erkend worden, namelijk de natuurlijke persoon en de rechtspersoon
- personage, figuur
|
- [1]: de persoon in kwestie
1. menselijk individu
|
|
2. grammaticaal begrip
4. personage
|
de persoon in kwestie
|
- Het woord persoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "persoon" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "persoon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | persoon | personen |
verkleinwoord |
persoon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | persoon | personen |
verkleinwoord |
persoon