ijlen
- ij·len
- In de betekenis van ‘zich haasten, hard lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- In de betekenis van ‘verward praten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1783 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ijlen |
ijlde |
geijld |
zwak -d | volledig |
ijlen
- inergatief van koorts wartaal spreken [2]
- Zij lag te ijlen van de griep.
- spoeden, snellen, zich haasten [3]
- [1]: in allerijl
zeer gehaast
1. van koorts wartaal spreken
- Het woord ijlen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijlen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "ijlen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wartaal ijlen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ spoeden ijlen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be