driehonderdzevenendertig

       
0 3 3 7
driehonderdzevenendertig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·ze·ven·en·der·tig

driehonderdzevenendertig

  1. "337", het getal tussen driehonderdzesendertig en driehonderdachtendertig, driehonderd plus zevenendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdzevenendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdzevenendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdzevenendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdzevenendertig driehonderdzevenendertigs
verkleinwoord driehonderdzevenendertigje driehonderdzevenendertigjes

de driehonderdzevenendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 337 is aangeduid
    • Als jij driehonderdzevenendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdzevenendertigmv

  1. groep van 337 eenheden
    • Die driehonderdzevenendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.