bijhouden
- bij·hou·den
- samenstelling van bij en houden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijhouden |
hield bij |
bijgehouden |
klasse 7 | volledig |
bijhouden
- overgankelijk zorgen dat de gegevens volledig zijn
- Volgens Pararius zijn de huren nu op het hoogste punt sinds begin 2010, hét moment dat het verhuurplatform voor het eerst deze gegevens is gaan bijhouden. In deze berekeningen zijn overigens niet alleen de kale huren meegenomen, maar ook gestoffeerde en gemeubileerde woningen. [1]
- De boekhouder houdt de boekhouding bij.
- overgankelijk zorgen dat men gelijke tred houdt
- Het is moeilijk om mijn kwieke vader bij te houden met lopen.
- overgankelijk zorgen dat een vaardigheid niet verloren gaat
- Je moet het pianospelen wel bijhouden anders verleer je het.
- overgankelijk iets onderhouden, zorgen dat het goed blijft
- Je moet je huis, ook aan de buitenkant, goed bijhouden anders gaat het vervallen.
- Het woord bijhouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijhouden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tubantia Natasja de Groot 10-01-17 Huurhuis is niet meer te betalen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be