aardewerk
- aar·de·werk
- In de betekenis van ‘vaatwerk van aarde’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
- samenstelling van aarde en werk [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardewerk | aardewerken |
verkleinwoord |
- gebakken vaatwerk en sierstukken, gevormd uit aarde, klei of leem. Keramiek
- In Delft en Makkum werd veel aardewerk gemaakt.
- Wij hebben kopjes en borden van aardewerk terwijl mijn ouders porseleinen vaatwerk hebben.
- ▸ Er stonden gedetailleerde artikelen in over de totstandkoming van pijporgels, de bewerking van materialen in een draaibank, baktechnieken en suikerraffinage, papierscheppen en boekbinden, leerlooien en zeepzieden, mijnbouw en metallurgie en de productie van porselein en aardewerk.[4]
-
Aardewerken kruik voor het koel houden van drinkwater met bijbehorende stop
-
Vervaardigen van aardewerk door Lea Halpern (november 1936)
-
Diverse voorwerpen in aardewerk
1.
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
aardewerk
- van aardewerk
- Het woord aardewerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aardewerk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aardewerk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aardewerk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be