English

  1. enk (taal) Engels
    «I took two years of English
    Ik heb twee jaar Engels gedaan.
  2. mv (demoniem) Engelsen
    «The English often quarrel with the Scots.»
    De Engelsen hebben vaak ruzie met de Schotten.

English

  1. (demoniem) Engels (met betrekking tot Engeland of het Engels)