zuiveren
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
zuiveren | zuiverend |
zuivering | gezuiverd |
- zui·ve·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zuiveren |
zuiverde |
gezuiverd |
zwak -d | volledig |
zuiveren overgankelijk [2]
- van verontreinigingen ontdoen
- Dit rietbed zuivert het rivierwater.
- ▸ Omdat overal besmettelijke Giardia-parasieten in het water konden zitten, was het noodzakelijk om het water te zuiveren alvorens het te drinken.[3]
- (techniek) raffineren, veredelen
- (politiek) ontdoen van politieke tegenstanders
- van een smet bevrijden
- fouten of onvolkomenheden verwijderen uit
1. van verontreinigingen ontdoen
- Het woord zuiveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuiveren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ zuiveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be